donderdag 18 februari 2010

Edward de Bono - Het parallelle denken



Edward de Bono (Malta, 1933) is een Brits psycholoog, arts en managementauteur. Hij studeerde met een Rhodesbeurs aan de Universiteit van Oxford. Hij verzorgde colleges aan de universiteiten van Oxford, Cambridge, London en Harvard. Voor de BBC maakte hij de televisieserie The Bono's Thinking Course en voor de Duitse WDR The Greatest Thinkers. De Bono bedacht onder andere de term 'lateraal denken' en het concept van de 'zes gekleurde hoeden'. Voorbeelden van wat hij bereikt heeft met het lateraal denken concept zijn de Olympische Spelen in Los Angeles in 1984, de eerste spelen die winstgevend waren. De organisatiedirecteur Peter Ueberoth, schreef dit succes toe aan De Bono. Hetzelfde geldt voor John Bertrand, schipper in de America's Cup.

Bron: Wikipedia


'Parallel denken' is een begrip, uitgevonden en uitgewerkt door Edward de Bono. Parallel denken is wel omschreven als een constructief alternatief voor de dialectische methode, waarin tegenstanders elkaar proberen te overtuigen van hun gelijk door zo veel mogelijk argumenten aan te dragen om de eigen visie te onderbouwen en die van hun opposant te weerleggen. Parallel denken is een verdere uitwerking van het begrip 'lateraal denken', eveneens door De Bono ontwikkeld. De nadruk ligt bij parallel denken nóg meer op dat wat kan zijn (alternatieve mogelijkheden) dan op dat wat is (rationeel af te leiden).
Parallel denken is een denkproces dat gelijktijdig focust op verschillende, vaak tegengestelde . benaderingen van een probleem of vraagstuk. In een groep toegepast, wordt zo de dialectische benadering -die vaak leidt tot de vraag wie er gelijk heeft- effectief vermeden.
Alle deelnemers in het denkproces kunnen bijdragen aan het verkennen van het onderwerp, vanuit hun eigen kunde, kennis en ervaring. Belangrijk hierbij is dat ze in hun eigen 'spoor' blijven en zich niet laten verleiden inhoudelijk op de argumenten van hun 'parallelle denkers' in te gaan. Dit vereist wel de bereidheid om zich aan de regels te houden en iemand de verantwoordelijkheid te geven over de regie, om zó het denkproces te bewaken.

Samenvattend kunnen we stellen dat 'parallel denken' inhoudt, dat men zijn eigen mening kan laten bestaan naast de mening van een ander. We zijn van nature geneigd te denken in tegenstellingen. Jij zegt A, ik zeg B, dus jij hebt ongelijk. Maar stel nou dat we beiden gelijk hebben?


Een mooi voorbeeld hiervan vinden we bij de oude Romeinen, die hun god Janus afbeeldden met twee gezichten. Aan de twee kanten van de beeldenaar of het beeld zie je verschillende gezichten met verschillende gelaatsuitdrukkingen.. Zo wordt het moeilijk om van Janus - de god van het begin en het einde - een eenduidige beschrijving te geven.






Een voorbeeld van Edward de Bono: Een man liet de ene helft van zijn auto rood spuiten en de andere helft grijs. Hij vond het leuk als getuigen elkaar zouden tegenspreken wanneer hij betrokken zou raken bij een auto-ongeluk.

Literatuur:
Edward De Bono, Parallel thinking: from Socratic thinking to de Bono thinking, Viking 1994







maandag 15 februari 2010

Edward de Bono - Het laterale denken

Edward de Bono (Malta, 1933) is een Brits psycholoog, arts en managementauteur. Hij studeerde met een Rhodesbeurs aan de Universiteit van Oxford. Hij verzorgde colleges aan de universiteiten van Oxford, Cambridge, London en Harvard. Voor de BBC maakte hij de televisieserie The Bono's Thinking Course en voor de Duitse WDR The Greatest Thinkers. De Bono bedacht onder andere de term 'lateraal denken' en het concept van de 'zes gekleurde hoeden'. Voorbeelden van wat hij bereikt heeft met het lateraal denken concept zijn de Olympische Spelen in Los Angeles in 1984, de eerste spelen die winstgevend waren. De organisatiedirecteur Peter Ueberoth, schreef dit succes toe aan De Bono. Hetzelfde geldt voor John Bertrand, schipper in de America's Cup.

Bron: Wikipedia

Edward de Bono is bekend als denker over het denken. Zowel het begrip ‘lateraal denken’ als de term ‘parallel denken’ worden aan hem toegeschreven, dan wel geperfectioneerd door hem, als methoden om anders te denken over problemen en vraagstukken.

Kenmerken van lateraal versus traditioneel denken
Lateraal denken 
Traditioneel denken
Probeert nieuwe manieren te vinden om tegen dingen aan te kijken
Gaat uit van de bekende denkpatronen

Vermijdt te denken in termen van “goed”of “fout”
Zoekt naar het “juiste”

Kijkt in termen van: 'wat is verschillend'
Kijkt in termen van: ‘wat is overeenkomstig’
Analyseert ideeën om te bepalen hoe deze gebruikt kunnen worden om nieuwe ideeën te genereren
Analyseert ideeën door te kijken waarom ze niet werken

Moedigt onlogisch denken door vrije associatie aan. Verwelkomt nieuwe, niet- relevante informatie
Moedigt een logische, stapsgewijze aanpak aan. Relevante informatie is het enige dat telt






Methoden van lateraal denken die door De Bono zijn bedacht:

Omgekeerd denken
Voorbeeld: de vraag: “hoe kunnen we het aantal verkeersovertredingen terugdringen?”. Brainstorm met het idee:”hoe kunnen we zo veel mogelijk verkeersovertredingen krijgen?”. Gebruik vervolgens deze ideeën om het aantal overtredingen terug te dringen.

Techniek van de cross reference
Vraag experts van andere vakgebieden hoe zij het probleem aan zouden pakken.

Analogieën
Voorbeeld. “Als de organisatie een raceauto zou zijn, die wedstrijden moet winnen, wat betekent dit voor de planning van de wedstrijden, voor de voorbereiding, etc.” Vertaal vervolgens deze ideeën terug naar de organisatie en hoe deze de organisatie (ééer) winstgevend kunnen maken.

Willekeurige woorden simulatie
Prik een woord uit het woordenboek. Leg vervolgens een link tussen het woord en het probleem.







 Bronnen:


  • E. de Bono, Lateral thinking: creativity step by step
  • E. de bono, Lateral thinking for Management
  • E. de Bono, Lateral thinking: A textbook of creativity


dinsdag 2 februari 2010

Reacties op Synchroniciteit - Een antroposofische benadering

We zijn zo gewend aan “onze rationele manier van "denken", dat we allerlei innerlijke kanten van het
verschijnsel synchroniciteit over het hoofd zien. Die rationele benadering hebben we aangelegd voor
empirisch toetsbaar, natuurwetenschappelijke kennis. De Berlijnse fysioloog Du Bois-Reymond (1815-1896) sloeg in zijn voordracht “Over de grenzen van de natuurwetenschappen” (1872) een andere, kritische toon
aan. Hij onderscheidde twee soorten verschijnselen; verschijnselen die onafhankelijk van onze waarnemingen
optreden en verschijnselen die zich in het innerlijk van waarnemers voordoen. De laatste categorie kwalificeerde  hij als subjectieve waarnemingen en derhalve als onacceptabel.
Natuurwetenschap is te herleiden tot waarneming van bewegingen van materiële zaken. Als we dat goed kunnen vastleggen in maat en getal, dan bevredigt dat onze behoefte aan exact inzicht geheel.
Die stelling werd geponeerd in een tijd, dat men in de geneeskunde en in de natuurwetenschappen schoon
genoeg begon te krijgen van allerlei quasi-wetenschap, die als onbegrepen resten van traditioneel overgeleverd weten dat zich nog altijd deed gelden. Tegen de achtergrond van Immanuel Kant (1724 - 1804)met zijn theorie over de onkenbaarheid van “Das Ding-an-sich”, omdat ons bewustzijn nu eenmaal gevangen is in de categorieën van ruimte en tijd, werd alle andersoortige kennis overboord gegooid. En het is niet te ontkennen, dat die attitude inderdaad de ongekende vlucht van de moderne natuurwetenschappen op gang heeft gebracht.

Maar is die ontkenning van andere soorten van weten dan wel gefundeerd? Wanneer men bijvoorbeeld de artikelen van Borst in de NRC en van de zijde van de Vereniging ter Bestrijding van de Kwakzalverij nader beschouwt, dan staan zij nog altijd hartstochtelijk garant voor de opvatting van Du Bois-Reymond. Ik vind zo’n opstelling heel fanaat en schadelijk, want hun kennis is toch echt niet alleen maar zaligmakend.

We hebben het afgelopen jaar heel veel te horen gekregen over Darwin (1809 - 1882) en de evolutieleer. Het is eigenlijk een grandioze gedachte, dat de wereld een ontwikkelingsproces te zien geeft, wanneer we de
verschijnselen maar op een bepaalde manier leren te rangschikken. Wat onderbelicht is gebleven, is alles wat er niet aan de gangbare evolutietheorie niet klopt. Voorbeeld: Er heeft ooit een oerknal plaatsgevonden. Dat zou het begin geweest zijn van alles, wat we nu in onze wereld waarnemen: de materie, de planten, de dieren en de mensen. Nog afgezien van wat er nu is gaan oerknallen in het begin van alles, komen we als eerste probleem tegen, dat die materie uit zichzelf tot leven is gekomen. Hoe kan iets spontaan uit het niets nu meer worden dan het was? Waar komt het leven vandaan?  De natuurwetenschappers roepen allemaal in koor, dat weten we nóg niet, maar dat komen we wel aan de weet! Waarom moet ik dat geloven?

De planten hebben bovendien ook nog bewustzijn ontwikkeld en konden waarnemend gaan bestaan. Waar komt dat bewustzijn nu vandaan? En aan het eind van het bereikte dier-zijn is de mens de laatste 100.000 jaar ook nog eens rechtop gaan lopen en heeft de laatste 10.000 jaar een nieuw bewustzijn ontwikkeld in de vorm van het Ik-bewustzijn. Allemaal zo maar. Steeds weer is de evolutie zonder enige achtergrond uit het niets méér geworden dan het was. Ra, ra, hoe kan dat ?
Nu komt ook nog de vraag op, gaat de evolutie bij de mens stoppen ? Of gaat de evolutie nog door, maar waarheen dan? Wat gaan we nog ontwikkelen? Of is er nog een andere mogelijkheid?
De evolutionisten zijn zo gewend om maar alleen de ene kant uit te denken, dat ze vergeten om ook eens een
andere gang van zaken te overwegen. Zou het ook kunnen, dat alles niet vanuit het niets, maar vanuit een “Idee” of in de “Geest” tot ontwikkeling is gekomen? Dat er in de paar miljard jaar een verdichting van de geest heeft plaatsgevonden via warmte, lucht en water tot materie. Dat het hoogste, de idee van de mens,
het langst geest is gebleven in de geestelijke wereld; dat deze mens daarom het laatst in een materiële vorm is
verschenen in de evolutie; dat de dieren voor de mens op aarde zijn verschenen, omdat ze minder geestelijk zijn dan de mens; dat de dieren verschenen nà de planten, omdat de planten ‘minder geestelijk’ zijn dan de dieren; en dat de dode materie het eerst in materiële vorm  moest verschijnen, omdat de geest daarin het meest is zoekgeraakt?
Wat staat er dan nu nog te gebeuren met de evolutie? Het hoogste, dat in de evolutie tot ontwikkeling is gekomen is het menselijk bewustzijn, het Ik-bewustzijn. Dat is natuurlijk niet meet- en weegbaar, want in de mens is de geest nog in volle ontwikkeling. Maar de geest bevat het geheim om uit zichzelf méér te worden dan het is. Dan kunnen we nu beginnen aan een vergeestelijkingsproces, met dien verstande, dat de evolutie van nu af aan in de handen van de vergeestelijkende mens ligt. En dat hij die eigenschappen in zijn innenwereld (lees: ziel) tot ontwikkeling kan gaan brengen; die hem terug kunnen brengen bij de geest, dwz. als bewust wezen in de dan bewustwordende wereld van de geest.

Dan hebben we ook een verklaring voor het feit, dat wanneer de mens zich met zijn verstand richt op de hem omringende wereld, dat hij daar wijsheid (wetenschap) aantreft, want die wijsheid zit in de hele wereld “hineingeheimnist”.

Nu moeten we alleen nog het weten niet willen beperken tot het dogma van de materie. We moeten leren in onze binnenwereld nieuwe zintuigen te ontwikkelen, waarmee we bijv. kunnen doordringen tot waarnemingen in de wereld van het leven. Daar verzeilen we dus in een nieuwe kwaliteit van bewustzijn met de daarbij passende zintuigen. Met onze gewone zintuigen, die ook een product zijn van de evolutie, nemen we de materiële wereld waar, met de “levenszintuigen” het leven. Dan zouden we bijv. het levenslichaam van de planten kunnen “zien”. Dat deed Paracelsus (1494-1541) al. Hij “zag” het levenslichaam van de planten in zijn kruidentuin; hij zag ook het levenslichaam” van zijn hartpatienten en ontdekte etherische overeenkomsten bij plant en mens. Zo werd hij de ontdekker van de “digitalis”, een middel tegen hartrytmestoornissen, dat tot op heden door de cardiologen wordt voorgeschreven.
Hier komen we het verschijnsel: synchroniciteit tegen! Dat is ook de reden, dat zeer bepaalde mensen,
bijvoorbeeld de helderziende Hildegard von Bingen (1098 - 1179) de kruiden ontdekte als geneesmiddel; daar heeft ze zelfs een heel boek over geschreven. Is dat flauwekulkennis? Neen, zeker niet. Heel stilletjes zijn de allermodernste geneesmiddelfabrikanten op zoek naar kruiden bij zgn. primitieve volken, naar de kruiden die zij tegen ziekten gebruiken. Hebben deze volken die bij toeval gevonden? Neen, zeker niet; maar wel met hun helderziende zintuigen.

Dus hoe gaat de evolutie verder? We zullen deze zintuigen opnieuw moeten leren ontwikkelen. Dan komen we in een nieuw aspect van de spirituele evolutie. Het blijkt, dat je die zintuigen niet kunt ontwikkelen, wanneer je niet bereid bent een “beter mens” dus een moreler mens te worden. Paracelsus en Hildegard wisten dat heel goed en hebben ook beschreven, hoe een meditatief leven naar “dieper bewustzijn” leidt.
De huidige wetenschap kan de meest onmorele dingen ontwikkelen, zoals atoom- en waterstofbommen, oorlogsgassen, want aan de materie kleeft geen moraal. Die komt je pas tegen op het niveau van het Leven, de bewustzijnslaag, die achter de materie van de planten schuilgaat. Welnu, kijk waar de moderne wetenschap ontspoort, onmoreel handelen gedoogt met de zuur verworven kennis en filosofen van buiten af moet inhuren, om te weten wat goed en kwaad is, want hun natuurwetenschap levert gewoon geen moraal. Zo bestaan er dus 4 lagen van bewustwording:
- de materielaag levert de natuurwetenschappen.
- de levenslaag zal inzicht gaan opleveren op het niveau van de levenskwaliteit.
- de bewustzijnslaag geeft  inzicht in de werkelijkheid van de binnenwereld van de ziel
- de geestlaag zal wezenlijke inzichten opleveren in de wereld van de Geest.
Op deze niveaus is synchroniciteit helemaal geen probleem meer en heel goed te begrijpen. Alleen dat begrijpen moet nog worden geleerd.Wanneer je meer wil weten over deze kijk op de wereld, lees het maar eens na in: “Geheimwissenschaft” (Wetenschap van de Geheimen van de Ziel) van Rudolf Steiner (1861 - 1925).